In mijn reflecties mediteer ik over momenten tijdens mijn ontdekkingsreis in dans, vrijwilligerswerk met mensen met dementie, en meer.
—
De regen tikt zachtjes tegen de ramen van het theater in Den Haag. Ik bevind me in een onbekende, helder verlichte dansstudio, een plek waar ik alleen voor deze avond zal dansen. Het is de tweede week van mijn nieuwe baan, mijn weekenden gevuld met Ashtalaxmi repetities, en hier sta ik nu, met donkere kringen onder mijn ogen, op een vochtige herfstnacht. De kamer is warm, buiten is de wereld doorweekt door een gestage regenbui. De zomer is voorbij, maar de herinnering eraan blijft hangen. Ik bracht die dagen door in de buitenlucht, verdiept in de dans, bestudeerde Jatiswaram onder de uitgestrekte hemel, met zonnestralen die mijn gezicht beschilderden en het koele gras dat mijn voeten omhelsde. Nu voelt het bijna symbolisch om mijn paraplu bij de deur te laten drogen en voor het eerst deze tijdelijke dansstudio binnen te stappen, alsof ik een drempel oversteek naar een nieuw seizoen om de reis voort te zetten van mijn Margam (repertoire).
Ik begin aan een nieuw hoofdstuk: Shabdam. Het is een stuk dat zingt over Krishna tijdens zijn zorgeloze tienerjaren. Terwijl ik begin, vraag ik me af welk perspectief ik zal aannemen. Het lijkt bijna vanzelfsprekend om één van de gopika's te worden, de dorpse meisjes die zo diep door hem werden betoverd. Maar mijn hart wordt ergens anders naartoe getrokken — naar Radha, die niet slechts een verhaal vertelt, maar een kanaal wordt voor Krishna’s eigen stem omdat hij zoveel van haar hield en haar vertelling het meest zou vertrouwen. Haar vertelling is afstandelijk, alsof zij het verhaal herhaalt dat ze van Krishna zelf heeft gehoord, maar toch doordrenkt van een onmiskenbare adoratie voor Krishna, met al zijn speelsheid en manieren.
Terwijl mijn guru en ik de eerste stappen van Shabdam bespreken, vloeit ons gesprek moeiteloos over in de praktische zaken van mijn Arangetram, het debuutoptreden dat de zonsopkomst markeert van elke Bharatanatyam-danseres. Hoe snel zijn deze afgelopen drie jaar voorbijgevlogen sinds ik begon te dansen onder het toeziend oog van mijn guru! Ik voel me nog jong in deze dansvorm, nog steeds een beginner die de taal leert spreken, maar de taal begint al in mijn botten te nestelen. Ik herinner me die dagen, zittend achter mijn computer, mijn ogen vermoeid van het onderzoek naar Bharatanatyam, mijn voeten die proberen het ritme van de Tatta Adavu onder de knie te krijgen in mijn kleine kamer, op zoek naar een guru die me kon leren deze oude kunst in te ademen. Zelfs toen wist ik het — ik zou ooit mijn debuut maken en ik zou onderdeel worden van deze oude dans.
Die eerste twee jaar waren een beproeving, een smeltkroes van herhaling en doorzettingsvermogen. Dagen gevuld met Adavus, de basispassen; Asamyuta Hastas, de enkele handgebaren; oefeningen die eindeloos leken te duren; en de onophoudelijke cyclus van Pushpanjali en Natesha Kautuvum. Ik heb dansers zien komen en gaan, hun gezichten stralend van enthousiasme aan het begin, om vervolgens te verdwijnen als ochtendmist. Er waren momenten dat vermoeidheid als een tweede huid aan me kleefde en offers gebracht moesten worden — kunstschaatsen, een vreugde waarvoor ik eindelijk de moed had gevonden, moest opzij worden gezet. Langzaam wisselde ik een eenvoudige kurta om naar het dragen van de meer traditionele oefensari, en merkte ik dat ik niet langer buiten adem was na Kuditta Metta Adavu in de derde snelheid. Gekozen worden als reserve voor een grote productie werd niet alleen een eer, maar ook een maatstaf voor hoe ver ik was gekomen.
Nu ik aan Shabdam begin, is Bharatanatyam niet langer alleen een reeks passen of een routine. Het is een weefsel van Abhinaya (emoties), pauzes, een verstrengeling van de lijnen van het lichaam met het ritme van de muziek, een dialoog tussen een oud verhaal en mijn eigen hartslag. En terwijl ik hier sta, onder de felle lichten van de studio, weet ik dat ik op de drempel sta van iets dat zowel vertrouwd als onbekend is — een dans die ik moet ontdekken in mijn lichaam en ziel, maar die al eeuwen voor mij heeft bestaan. Ik ben er klaar voor. Klaar om het verhaal binnen te stappen en klaar om onderdeel te zijn van deze oneindige dans.